De God van Nederland: Léés die Krant!
De God van Nederland (ziet alles); dat is de titel van een tijdschrift dat sinds oktober 2011 te hooi en te gras verschijnt. Het is een even merkwaardige als lezenswaardige uitgave. De redactie bestaat uit Bob Polak en Frederik van der Kamp, drijvende kracht is oud-uitgever Vic van de Reijt en er zijn illustere – soms vaste – medewerkers, die allemaal voor ‘liefdewerk-oud-papier’ hun zeer goed geschreven stukken aan De God leveren. Enkele namen: Corrie – voorheen Miss Parool – Verkerk, de Groningse dichter Jean Pierre Rawie, de Utrechtse droogkloot en beeldend kunstenaar Jeroen van Merwijk, de journalist Raymond van de Boogaard en de tekenaars/cartoonisten Gabriël Kousbroek, Herwolt van Doornen en Barbara Stok. De afmeting van het blad is handzaam: ruim A5-formaat, het ligt lekker stevig in de hand en het nieuwe nummer telt maar liefst 64 pagina’s. De God van Nederland: léés die krant!
Langs de goddelijke meetlat
Elke De God van Nederland heeft een thema. De negentiende editie is een museum-special. Zeven musea worden langs de goddelijke meetlat gelegd: het Stedelijk Museum Amsterdam volgens de visie van Michiel Romeyn, Jean Pierre Rawie schrijft – uiteraard – over het Groninger Museum, cabaretier, beeldend kunstenaar en Utrechter Jeroen van Merwijk schrijft – uiteraard – over het Centraal Museum in zijn woonplaats, Dirk van Delft schrijft een lovend stuk over Museum Voorlinden in Wassenaar met de kop ‘Dank je wel, Joop!’, Andreas Jongenelen is minder enthousiast over Museum Kranenburgh in Bergen (N.-H.), Hans van Heesen schrijft over MORE in Gorssel en Raymond van de Boogaard maakte in een stuk met de kop ‘Droogstoppel wint. Altijd’ een constructie hoe het mis kon gaan met het – inmiddels gesloten – Rob Scholte Museum in Den Helder. Gineke Zikken maakte van elk van de zeven musea speciaal voor De God van Nederland een sfeervolle schilderij ter illustratie. Deze schilderijen – 40 x 30 centimeter olieverf op doek – zijn te koop à 750 euro via gineke.zikken@gmail.com of www.ginnekezikken.com.
‘Een te krappe garage vol Rolls Royces’
Zeer vermakelijk is de visie van mopperkont Michiel Romeyn op het Stedelijk Museum Amsterdam. Corrie Verkerk liep met hem door het museum, waar zijn moeder in zijn jonge jaren jarenlang vrijwilliger was. Corrie Verkerk citeert Romeyn: “Ooit was het Stedelijk zijn ultieme godshuis. Ik geloof niet in god. Maar als er één kerk voor mij is geweest, dan is het wel het Stedelijk Museum”. Zijn kritiek op het huidige Stedelijk is niet mals. Over de door Rem Koolhaas ingerichte, permanente route in de kelder – Base – zegt hij: “Alles is hier bovenop elkaar gepropt. Alsof je een te krappe garage binnenwandelt die vol staat met Rolls Royces. Dan zie je het unieke niet meer.” De werken moeten volgens hem ruimte hebben: “Het voelt alsof je door een soort veredelde Uitmarkt loopt of een soort kruideniershandel in kunst bezoekt.” Romeyn blijft enthousiast over werk van Lichtenstein, maar veel werken zijn volgens hem ‘opmerkelijke staaltjes kunstnijverheid’: “Alsof iemand thuis aan het knutselen is geslagen”. Het stuk eindigt met twee woorden: “Wegwezen, hier!”
Het apparaat van Kate Moss
Even tussendoor: aan het woord is een man die van wanten weet. Romeyn is weliwaar vooral bekend van Jiskefet en als acteur in speelfilms en series, maar hij volgde ooit een opleiding aan de Rietveld Academie. Dit jaar is hij met kunstjournalist en connaisseur Jhim Lamoree co-curator van ArtZuid, de beeldenroute met circa tachtig beelden langs onder meer de Apollo- en de Minervalaan en meer plaatsen in Amsterdam-Zuid. Eén van de meest opvallende beelden is Myth (Sphinx) van de Britse kunstenaar Marc Quinn. Een veel meer dan levensgroot spierwit beeld van Kate Moss in een onmogelijke benen-in-de-nek-houding, dat op de kruising voor het Hilton Hotel staat. Bij de opening van ArtZuid poseerde Romeyn met liefde voor het beeld: “Wie wil nou niet zo dicht bij het apparaat van Kate Moss zijn?” ArtZuid duurt nog tot en met 15 september (zie: www.artzuid.nl).
‘Sla dit stuk maar over’
Cabaretier en beeldend kunstenaar Jeroen van Merwijk is in zijn artikel over het Centraal Museum, tot zijn verbazing, best te spreken over dit museum in zijn stad. Omdat hij volgens eigen zeggen houdt van ‘nare stukken’ – die zijn het leukst om te lezen – lardeert hij zijn artikel met de aansporing om vooral op te houden met lezen. De kop van het stuk is dan ook: “Sla dit stuk van maar over”. Van Merwijk prijst vooral het in het museum tentoongestelde werk van stadsgenoot Peter Vos: “Ik beschouw Peter Vos als een van de allerbeste tekenaars die er ooit zijn geweest – op zijn beste momenten niveau Dürer”. Hij is ook zeer te spreken over werk van de surrealistische Utrechtse schilder Joop Moesman: “een schilderkunstige stomp in de maag, prachtig van vorm, kleur, materiaal en compositie en raadselachtig van afbeelding”. Jean-Pierre Rawie schrijft over het Groninger Museum vooral als een gebouw waar de Grunningers aan moesten wennen.
‘Dank je wel, Joop!’
Erg goed is het stuk van Dirk van Delft – van 2008 tot 2018 directeur van Museum Boerhaave in Leiden – over Museum Voorlinden in Wassenaar: “De ene katholiek geeft 200 miljoen aan een aangebrande kathedraal op een Parijs riviereiland, de andere dokt een vergelijkbaar fortuin voor een minimalistische kunsttempel in zijn Wassenaarse achtertuin”. De kop van zijn stuk is ‘Dank je wel, Joop!’; hij bedoelt de vermogende oud-industrieel Joop van Caldenborgh die dit museum in het midden van dit decennium liet bouwen en wiens collectie hier permanent te zien, plus wisseltentoonstellingen. Inderdaad is Voorlinden een oase van soms onbegrijpelijke, maar indrukwekkende kunst. Van Delft slaat op een positieve manier groen uit van jaloezie, omdat hij als directeur van Museum Boerhaave altijd te kampen had met geldgebrek. Zijn favoriete kunstwerk uit de vaste collectie is ‘Open Ended’, het cortenstalen doolhof dat de Amerikaan Richard Serra speciaal voor Voorlinden maakte en waar zelfs een vleugel van het gebouw voor werd aangepast. Het is wel merkwaardig dat Dirk van Delft geen woord wijt aan het zwembad van Leandro Erlich, dat ook speciaal voor Voorlinden is gemaakt en dat niet over het hoofd te zien is. Ook schrijft hij niet over de twee reusachtige mensen die Ron Mueck afbeeldde onder de titel Couple under an Umbrella. Deze figuren zijn toch echt ook niet te missen. Mijn man Maarten en ik waren onlangs in het museum, zoals op de foto’s te zien is.
Elitair en linksdragend
“Elitair en linksdragend”, zo afficheert De God van Nederland zich. Althans, dat staat op de cover naast een naakte man. Hij ligt plat op de grond, maar de foto is verticaal afgebeeld. De man ligt met zijn hoofd naar beneden. Zijn linkerarm ligt ontspannen boven – op de cover dus onder – zijn hoofd, zijn rechterhand rust op zijn geslachtsdeel. De cover is ongetwijfeld een knipoog naar eerdere covers van De God van Nederland die op Facebook niet door de censuur kwamen. Daar weet ‘God van Nederland’ Bob Polak alles van, want hij wordt op Facebook geregeld na zogeheten onzedelijke plaatjes geblokkeerd. Maarrrrrr…. hij komt altijd, net als Arnold Schwarzegger, met gestrekt been terug; ook eerder deze week. Elitair, dat is dit tijdschrift ongetwijfeld; dat kan niet anders met medewerkers als Rawie en Van Merwijk. Polak trapt in dit nummer af met een polemische editorial, waarin hij een lans breekt voor het feit dat een beeldend kunstenaar naar zijn mening een volstrekt onafhankelijke positie dient in te nemen. Dat wil zeggen: een volstrekt van de overheid onafhankelijke positie. Dus: Polak is vóór bezuinigingen in de kunstsubsidies, tegen zogeheten broedplaatsen en hij schrijft: “De BKR? De Beeldende Kunstenaars Regeling? Goed dat die is opgeheven. Zoals iedereen met een fatsoenlijk beroep, moet ook een kunstenaar, zoals dat heet, zijn broek maar ophouden”. Ter illustratie hoe je de overheid kunt oplichten schrijft Solange Leibovici onder de kop ‘Profiteren zonder te presteren’ een vermakelijk stuk over de in 1945 geboren Jacques van Pel, die zonder enige kunstzinnige aspiraties ruim twintig jaar van de BKR kon leven. Zijn grootste talent was gotspe en dat talent wist hij uitmuntend in te zetten.
Lucebert Museum, Alkmaar
Bob Polak, bekend om ondubbelzinnige dubbelzinnigheid, drukt hoe dan ook een stempel op De God van Nederland. Gemeen melig is zijn bijdrage over het Lucebert Museum in Alkmaar. Over twee pagina’s wordt de plattegrond van dit fictieve museum afgedrukt, waarbij de naam van elke zaal wordt vermeld. Zoals: de Wim Hazeu Braak Zaal en de Wim Hazeu Kots Kamer, de Kultuur Kamer, de Sjacherige Joodsche Zwetskunst, de Sieg Heil Halle, de Heil Hitler Halle en de museumwinkel verkoopt Rein Arische Literatur. Er is ook een ruimte voor thematentoonstellingen met titels als ‘Het was een jeugdzonde’, ‘Hij had geen idee’ en ‘Hij heeft niemand vermoord’. Hartstikke politiek incorrect, maar o zo grappig.
A. Pblkó
Ontzettend melig en ontzettend grappig zijn de namen van telkens vier fantasie-musea die klein worden vermeld onder vrijwel elke pagina: “Het Oude Klokken Museum, het Corry Brokken Museum, het Flinke Slokken Museum en het Artisjokken Museum”. Of: “Het Armando Museum, het Malando Museum, het Jomanda Museum en het Yolanda Museum”. En: “Het Kroket Museum, het Kwartet Museum, het Couplet Museum en het Ballet Museum”. Nog eentje: “Het Gouda Kaars Museum, het Leren Laars Museum, heet Stijn Schaars Museum en het Kees Aars Museum”. Nog eentje dan: “Het Klein Vagijn Museum, het Valentijn Museum, het Langs de Lijn Museum en het Michel Romeyn Museum”. En om het af te leren: “Het Bretel Museum, het Vertel Museum, het Jacques Brel Museum en het Willem Tell Museum”. Deze grapjes zijn bedacht door ‘A. Pblkó’. Wie zou dat nou wezen, Bob Polak?
Losse nummers van De God van Nederland zijn à 14,95 euro te koop bij de betere boekwinkels, zoals in Amsterdam bij Athenaeum, Concerto, Lambiek en de Stadsboekwinkel, in Bergen (N.H) bij de Eerste Bergensche Boekhandel, in Groningen bij Godert Walter en in Utrecht bij Hinderickx & Winderickx. Zie voor meer informatie of een abonnememt: www.degodvannederland.nl