De expositie Van fauvisme tot surrealisme – Joodse avant-gardekunstenaars uit Hongarije in het Joods Historisch Museum is de afscheidstentoonstelling van Joël Cahen, tot vorig jaar oktober directeur van het museum. Het is een kleurrijk, flamboyant afscheid. Een must-see voor iedereen die van expressieve schilderkunst houdt. Met als open-mond-blikvangers een aantal zelfportretten.

Vooral twee in de jaren twintig gemaakte zelfportretten van de in Boedapest geboren en overleden Hugó Scheiber (1873-1950). Beide zelfportretten zijn kleurrijk en zeer expressief, de ene doet denken aan het werk van Oskar Kokoschka, de ander is abstracter met kleurrijke strepen in het gezicht. Blauw, groen, roze, wit. Het wekt geen verbazing dat de door WalburgPers uitgegeven catalogus koos voor het Kokoschka-achtige zelfportret voor de cover.

Het Joods Historisch Museum zelf koos een ander ijzersterk zelfportret voor de cover van de JCK Magazine – tijdschrift van het Joods Cultureel Kwartier. Het gaat hier om een zelfportret uit 1909 van de eveneens in Boedapest geboren en gestorven Dezsö Czigány (1883-1938), waarop de kunstenaar zichzelf in de spiegel recht aankijkt. Met veel groene en gele accenten in het gezicht, rode lippen en oren en een buitengewoon indringende blik.

De expositie bestaat uit circa negentig werken van negentien joodse kunstenaars uit Hongarije. Ze zijn allemaal gemaakt in de eerste helft van de twintigste eeuw. Op een paar bekende kunstenaars na, zoals László Moholy-Nagy en Vilmos Huszár, is het merendeel van hen vrijwel onbekend buiten Hongarije. Hun werk is nu voor het eerst in Nederland te zien. De kunstenaars werkten in een bloeiend artistiek klimaat in Hongarije. Het land was de eerste helft van de twintigste eeuw een ontmoetingsplaats voor kunstenaars uit Oost- en West-Europa en talloze kunststromingen kwamen hier samen. Kunstenaars experimenteerden met het fauvisme en kubisme uit Frankrijk, het futurisme uit Italië, het expressionisme uit Duitsland en het constructivisme en de cinema uit de Sovjet-Unie. Het was tegelijkertijd een roerige tijd in Hongarije.

De kunstenaars hadden te maken met opkomend nationalisme, de Eerste Wereldoorlog, het uiteenvallen van het Oostenrijks-Hongaarse Rijk, de Tweede Wereldoorlog en het begin van een communistisch regime. Veel kunstenaars hadden een joodse achtergrond en kregen vanaf begin jaren twintig te maken met een groeiend antisemitisme. Ze werden gedreven door een geloof in vooruitgang en een verlangen naar een rechtvaardige wereld. Velen van hen werden geïnspireerd door wat zich in Parijs afspeelde, door Cézanne en Matisse.

De schilderijen zijn zeer gevarieerd en elk op hun eigen manier de moeite waard. Er zijn, behalve de indringende (zelf)portretten, ook landschappen en stillevens. Béla Kádár schilderde kubistische landschappen in de stijl van Chagall en Armand Schönberger legde het nachtleven in Boedapest vast in een Italiaans-futuristische stijl. Er zijn prachtige naaktschilderijen: ook weer buitengewoon kleurrijk, Gauguin-achtig.

Van Róbert Berény hangt er, afgezien van weer zo’n geweldig zelfportret, ook een poster van een man die schreeuwend aan het protesteren is. Met in zijn linkerhand een rode lap en boven zijn hoofd de woorden FEGYVERBE! FEGYVERBE! (TE WAPEN! TE WAPEN!). De tentoonstelling is een vervolg op twee tentoonstellingen die eerder in het museum werden gehouden over avant-gardekunstenaars uit Rusland (2007) en Roemenië (2011).

De expositie Van fauvisme tot surrealisme – Joods avant-gardekunstenaars uit Hongarije duurt tot en met 24 september 2017. Het Joods Historisch Museum (Nieuwe Amstelstraat 1, Amsterdam) is open van dinsdag t/m vrijdag van 13.00 tot 17.00 uur. Inlichtingen: www.jhm.nl of www.jck.nl.