Lang leve Jan – ‘Ol’ Blue Eyes’ – Cremer

Jan Cremer wordt vandaag – 20 april 2020 – tachtig jaar! Godallemachtig, de man met de eeuwige jeugd en de meest staalblauwe ogen denkbaar wordt tachtig! Kijk maar naar de grote foto hierboven, gemaakt door Sacha de Boer. Lang leve die oudere kwajongen! Het was de bedoeling dat zijn verjaardag groots zou worden gevierd met de tentoonstelling Cremer – Noordwaarts 2010-2020 in Museum JAN in Amstelveen; voorheen Museum Jan van der Togt. Maar ja, corona gooide roet in het eten. Op de dag van de opening – 12 maart jongstleden – ging cultureel Nederland op slot. En dus ook Museum JAN. De expositie bestaat uit woeste ‘zeegezichten’ die Jan Cremer het afgelopen decennium heeft gemaakt. Helemaal onderaan dit artikel staat een video, waarin Museum JAN-directeur Marieke Uildriks virtueel een korte rondleiding door de tentoonstelling geeft. Een pleister op de wond is het boek Cremer – Noordwaarts 2010-2020, uitgegeven door Waanders en Museum JAN. Een boek van bijna honderd pagina’s met dan zestig illustraties, stukken door onder anderen Ralph Keuning, directeur van Museum De Fundatie in Zwolle, zijn leven in jaartallen en een indrukwekkende lijst met solo- en groepstentoonstellingen (van het Stedelijk Museum Amsterdam tot het Kennedy Center in Washington, het Gulbenkian Museum in Lissabon en de Moderna Galerija in Ljubljania in het voormalig Joegoslavië), manifesten en portfolio’s.

Jan Cremer

Truro Sunrise I 2019 (oliverf op doek, 190 x 115 cm.)

Boetseren met lijm, gips, zand, pek, gruis en o ja… verf

Jan Cremer

Cremer Noordwaarts 2010-2020, de poster van Museum JAN

Jan Cremers zeegezichten hangen, zolang de musea gesloten zijn, moederziel alleen aan de wanden van Museum JAN. Het zijn schilderijen met dikke lage en grote klodders verf. Bijkans abstracte schilderijen, waarbij de maestro zijn materiaal woest op het linnen – en soms op jute of papier – aanbracht met penselen, maar ook met spatels of met zijn handen. Het zijn boetseerkunstwerken. In een interview uit april 2015 met Daan van Lent in NRC Handelsblad, dat in het boek Cremer Noordwaarts – 2010-2020 te lezen is, zei de kunstenaar: “Ik doe fysieke oefeningen hoe ik moet schilderen. En dán ga ik dat gevecht aan met het doek […] Ik gebruik branders en blus de verf dan weer. Het linnen is een tegenstander”. In hetzelfde interview zei hij: “Ik praat tegen het doek, ik vecht met het doek”. Hij vertelde dat hij ooit een schilderij van zichzelf uit 1958 terugkocht: “Ik heb er een speld ingeduwd en weet je, de verf was binnenin gewoon nog nat. Na zestig jaar zijn mijn schilderijen nog stevig en zijn de kleuren nog goed. Daar verwonder ik me over. In mijn beginperiode had ik geen geld voor materialen. Ik werkte ’s nachts in de Haagse Comedie bij de decorbouwers en liet me uitbetalen in verf en linnen. Bij een timmerfabriek werkte ik om spanhout te krijgen. Ik mengde mijn verf met alles wat ik maar kon krijgen. Met konijnenlijm, gips, zand, pek.”

“Zee heb ik nodig”

Jan Cremer

Cape Cod Seashore 2014 (olieverf op papier, 120 x 150 cm.)

Het boek Cremer – Noordwaarts 2010-2020 bevat tientallen afbeeldingen van soms kleurrijke en soms intens duistere ‘zeegezichten’. De schilderijen van de ontembare zee spetteren zo ongeveer van de pagina’s af. Overrompelend. Ralph Keuning, directeur van Museum De Fundatie in Zwolle, haalt in zijn inleiding een citaat aan van Cremer uit de Haagse Post uit 1978. Hij zei destijds: “Ik ben geboren in een fabrieksstad, maar ik heb altijd naar de zee gezocht. Zee heb ik nodig, aan zee kan ik ademen en ik heb ook altijd de behoefte gehad om de zee te bevaren. Maar eenmaal op zee, voelde ik me daar overbodig, ik moest andere dingen doen, tekenen, schilderen en schrijven.” De zee heeft al zijn hele – min of meer – volwassen leven een aantrekkingskracht op Jan Cremer. Op zijn zeventiende ging de rusteloze jongeman aan boord van de wilde vaart richting de Sovjet-Unie.

“Onontkoombaar”

Jan Cremer

Cape Cod Seashore 2014 (olieverf op papier, 120 x 150 cm.)

Ronald Ockhuysen, mijn hoofdredacteur toen ik voor Het Parool werkte en nog altijd de hoofdredacteur van deze krant, bezocht aan de vooravond van Jan Cremers tachtigste verjaardag met slechts enkele genodigden de verder verlaten tentoonstelling in Museum JAN. Hij interviewde Cremer voor een stuk, dat ik vond op de website van het Eindhovens Dagblad. Daarin citeerde hij de kunstenaar over de exclusieve bezichtiging in het museum: “Alsof er verder niets meer was. Die schilderijen, Babette, onze zoon Ivan, enkele genodigden, ik. En die schilderijen. Onontkoombaar.” Cremer zei ook: “Ik sta nooit ergens bij stil. Het is altijd: door, door en door. Nu kon dat niet. Die zeegezichten… ik stond daar midden in mijn eigen leven.” Komende dinsdag – 21 april 2020 – maakt Mark Rutte nieuwe maatregelen in verband met de coronacrisus bekend, maar het is onwaarschijnlijk dat musea na eind april weer – ten dele – toegankelijk zijn. Hoewel de expositie gepland staat tot 21 juni, is het afwachten of bezoekers deze tentoonstelling ooit kunnen bezoeken (zie de video onderaan dit artikel).

‘Onverbiddelijke bestseller’

Jan Cremer

Van links naar rechts: de kunstenaars Cees Bantzinger, Johfra, Eppo Doeve, Jan Sierhuis, Theo Swagemakers en Jan Cremer (foto Hans Dukkers, De Telegraaf, 1963)

Toen in 1964 Ik Jan Cremer uitkwam – oftewel de ‘onverbiddelijke bestseller’, zoals hij zelf op de cover van de eerste druk liet zetten – had Cremer al naam gemaakt als beeldend kunstenaar. Zijn werken waren al aangekocht door het Stedelijk Museum. Toen hij 22 jaar was, kocht museumdirecteur Willem Sandberg al tientallen werken van de jonge kunstenaar. In 1963 – een jaar vóór Ik Jan Cremer – fotografeerde Hans Dukkers Cremer als kunstenaar in zijn ‘Paasfoto’ voor De Telegraaf onder het motto ‘Hoe versieren kunstenaars een paasei?’. De krant vroeg zes kunstenaars, onder wie mijn vader Cees Bantzinger, om een groot paasei te versieren. ‘De barbarist’ Jan Cremer – zo werd hij door De Telegraaf omschreven – was zo origineel om een geplukte kip op het ei te kruisigen. Op de iconische foto van Hans Dukkers staat de jeugdige Cremer helemaal rechts. Strak in het pak en met die oogopslag van “wie doet me wat?”.

Geen grenzen

Jan Cremer

Terra Umbria IV 2016 (olieverf op doek, 80 x 130 cm.)

‘Peinture Barbarisme’, dat was de term die een vriend uit Frankrijk op zijn werk plakte. In Nederland werd hij ‘kunstnozem’ genoemd, een van zijn andere bijnamen was ‘Het Woeste Beest’. Ik citeer Ronald Ockhuysen nogmaals: “Het kunstenaarschap hoort net zo bij zijn leven als ademhalen of water drinken. Cremer: ‘Anderen hebben misschien net zoveel talent, maar ik ben goed geworden door mijn sterke wil. Ik heb in de goot gelegen, ik ben verguisd, maar ik heb ook het allerhoogste bereikt met mijn boeken en schilderijen. Van de buitenkant lijkt mijn leven ongelooflijk avontuurlijk. Wat mensen vergeten, is dat ik altijd aan het werk ben en vasthoud aan mijn doelen. [….] Als ik schilder of schrijf, zijn er geen grenzen’.’’

“De zee is mijn ideale nooduitgang”

Jan Cremer

Red Fog Red Sun 2010 (olieverf op papier, 120 x 150 cm.)

Hij noemt de zeegezichten ‘een overwinning op zijn demonen’. Nogmaals Cremer volgens Ockhuysen: “Of ik nou in Umbrië ben of in Cape Cod, altijd maak ik schetsen van de zee. De zee geeft rust. Van alles projecteer ik op die enorme vlakte. Als ik naar een zee kijk, reis ik in mijn hoofd. Dat kan naar een ver land zijn, of naar het verleden. De zee is mijn ideale nooduitgang. […..] Schrijven stemt mij melancholiek. Schilderen maakt juist de driften los. Ik boetseer meer dan dat ik een penseel gebruik. Dat begint al als ik de verf meng. Die geur van terpentijn en lijnolie, van verf. Heerlijk. Ik kan dan ook niet meer stoppen. Soms slaap ik zelfs tussen mijn doeken.’’

Barbaar op Ibiza

Jan Cremer

De omslag van Barbaar op Ibiza (De Bezige Bij, 2020)

Het is de bedoeling dat er nog een groot feest komt ter ere van zijn tachtigste verjaardag. Bovendien komt De Bezig Bij 20 mei met het boek Barbaar op Ibiza over Cremers jaren op dit Spaanse eiland. Die jaren – tussen 1961 en 1963 – waren essentieel voor Jan Cremer. In april 1961 belandde hij als twintigjarige bij toeval op Ibiza. Berooid, maar blij dat hij het benauwende Nederland achter zich had gelaten. Galeriehouder Ivan Spence voorzag hem van onderdak en wat geld om te kunnen werken. Dit leidde tot een ongekende creatieve uitbarsting: bij de opening van zijn eerste tentoonstelling op Ibiza werden alle werken verkocht. Cremer besloot op het eiland te blijven en begon er in 1962 te werken aan het boek dat zijn doorbraak als dubbeltalent betekende: Ik Jan Cremer. Het boek is samengesteld door HP/De Tijd-hoofdredacteur Tom Kellerhuis.

Vleesgeworden ‘Mr. Cool’

Jan Cremer

Jan Cremer in zijn atelier (foto Sacha de Boer)

In Barbaar op Ibiza wordt Cremers jaren op Ibiza gedocumenteerd aan de hand van zijn eigen romans, schilderijen, brieven en notitieboeken én door interviews en getuigenissen. Hij maakte op het eiland zijn eerste fortuin en spendeerde dit net zo makkelijk. Ik sluit af met nog één citaat van mijn vroegere hoofdredacteur Ronald Ockhuysen. Hij noteerde wat de vleesgeworden, eeuwig jeugdige ‘Mister Cool’ vindt van zijn tachtigste verjaardag: “Ik vind het mooi die leeftijd te vieren, al heb ik er verder weinig mee. […..] Ik voel me net zoals twintig of dertig jaar geleden. Iets strammer, misschien. Maar ik werk nog elke dag en niets in mij zegt dat ik daar verandering in moet brengen.” Chapeau, Jan Cremer, ik wens je nog vele jaren toe. In goede gezondheid, omringd door Babette en Ivan.

Cremer – Noordwaarts 2010-2020 is een publicatie van Waanders Uitgeverij en Museum JAN (ISBN 9789462622999, 96 pagina’s met 63 kleurillustraties). Het kost 19,95 euro (www.waandersdekunst.nl). De expositie in Museum JAN is momenteel alleen te zien op een video (zie hieronder). Het boek Barbaar op Ibiza verschijnt op 20 mei 2020 bij De Bezige Bij (ISBN 9789403182605, 432 pagina’s). Dit boek (paperback in een cassette, inclusief facsimile van het originele Ibiza-affiche uit 1962) gaat het symbolische bedrag van 80 euro kosten (www.debezigebij.nl)